Kees en ik zijn de hele ochtend met Uncle Bob op stap geweest in het arboretum, om “stekkies” te verzamelen van eiken voor iemand die heel goed is in het opkweken van moeilijke gevallen. Eiken zijn heel moeilijke gevallen. Ze zijn eigenlijk bijna niet van stek op te kweken. Maar….. Opkweken van zaad (eikels) is riskant, omdat de kans op hybridisering (ongewenste kruisingen met andere soorten) dan heel groot is, en eikels importeren uit verre landen (bijv. Mexico, waar Uncle Bob veel van zijn eiken vandaan heeft gehaald in de 80-er jaren van de vorige eeuw) is tegenwoordig, door de strenge regels inzake de invoer van biologisch materiaal, bijna onmogelijk. Sommige van de eiken die in het arboretum staan zijn daarom uniek voor Nieuw-Zeeland. En er is dus veel belangstelling om ze te vermeerderen. Maar dat is dus heel moeilijk. Nu is er weer iemand – ik ben de naam even kwijt – in Nelson, die erg goed is in het opkweken van stekken, en die af en toe inderdaad succes heeft. Daarvoor hebben we dus van een stuk of vijfentwintig verschillende soorten eiken stekjes genomen, netjes in plastic zakjes gedaan met wat vochtig veenmos, labeltje erop, netjes dichtbinden dat het zoveel mogelijk vochtig blijft en dan snel opsturen en hopen dat het veilig aankomt bij de kweker. We horen wel wat er van komt.
Uncle Bob was heel enthousiast dat ie deze keer maar liefst twee assistenten mee kreeg. Het kwam erop neer dat ie zelf al snel niet veel meer hoefde te doen, en dus tijd had om weer meer foto’s te maken van zijn geliefde bomen. Die foto’s komen in de database op een DVD waar hij druk mee bezig is.
Kees was nog niet thuis of hij vertrok alweer met Gerben. De bedoeling was eigenlijk om de Hangaroa Rivier op te zoeken, die langs the station stroomt. Maar de wandeling eindigde bij het café van Tiniroto. Jammer dat ze geen portemonnee bij zich hadden, of misschien juist wel niet jammer……
Toen ze weer thuis waren kon Kees meteen mee op de volgende expeditie, met mij. Eerst gingen we een paar labels aan bomen hangen die Uncle Bob vanochtend op naam had gebracht. Daarna zouden we nog even op “the Mule” (letterlijk: de muilezel) – het vierwielig voertuig waarmee we ons hier verplaatsen – een stukje the station oprijden richting de rivier. Nou. Dat was zeer de moeite waard.
De uitzichten over het rivierdal waren schitterend.
Een probleem was echter dat we na enige tijd in de modder vast kwamen te zitten en niet meer vooruit of achteruit konden.
Wat nu? Eerst wat geprutst met plankjes en stukken golfplaat die we in de buurt hadden zien liggen. Daarna toch maar besloten om terug te lopen naar huis – een wandeling van ruim een uur – om de andere 4-wheel drive – die heel wat zwaarder is – op te halen. Even Gerben oppikken, die al zat te wachten met het eten. Gedrieën weer terug gereden richting de rivier. Weer een hele tocht. Waar stond dat ding nou precies? Wat is dat station groot, en wat kun je makkelijk verkeerd rijden op al die heuveltjes, waar nergens een goed pad loopt. Maar goed. Uiteindelijk vonden we de Mule terug en vervolgens hadden we hem in een wip uit de modder.
Toen weer de terugreis, waarbij eens te meer bleek hoe makkelijk je op zo’n groot terrein kunt verdwalen….. Maar uiteindelijk waren we weer veilig thuis voor het donker en smaakte ons het eten dubbel zo lekker.
= = = = =
Alle foto’s natuurlijk weer van Kees, die zelfs in tijden van grote nood de camera altijd stand by heeft.